Vanavond is de opening van de Koldergalereej 2013 en het beloofd een leuk feestje te worden. Op de valreep nog wat achtergronden over het ontstaan en de voortgang gedurende de jaren.
Toegevoegde afbeeldingen zijn een bijdrage voor dit jaar en live te aanschouwen dus.
Er was eens een café dat ’t Swaentje heette en een Koldergallereej, die inmiddels aan een tweede leven is begonnen. Het thema van de Kolder 2013 nodigt uit om eens terug te kijken. Het moet in 1962 of 63 zijn geweest dat enkele dwarse geesten in café van Zelst (nu de Harmonie), aangevuld met nog een paar stamgasten, vonden dat er in Weert een groot tekort was aan zelfspot en dat opruiende kunst het meest geschikte middel was om de draak te steken met alles en iedereen.
Er waaide sowieso een provocerende geest door het land en die moest vooral Weert niet voorbij waaien. Die geest werd overigens pas opgemerkt toen de kolderkunst was verhuisd naar café Bikaer in de Maasstraat. Daar deden de blote tieten hun intrede om vervolgens nooit meer weg te gaan, maar een grotere ophef ontstond door het feit dat het plaatselijke gezag aan de schandpaal werd genageld door een zootje kunstenaars zonder smaak.
De burgemeester was zo diep beledigd, dat hij ter plekke verordonneerde dat er in Weert nooit meer over kunst mocht worden gesproken en zijn opvolgers hebben zich daar stipt aan gehouden. Vanaf die tijd kwam de commissaris van politie persoonlijk controleren of de goede smaak en de openbare zeden niet in het gedrang kwamen. Zelfs de Rogstaekers verklaarde de Koldergallereej tot verboden gebied en de Preens liet er zijn neus niet zien.
Ondertussen werd, ondanks de artistieke protesten, de Nieuwe Markt en de oude Beekstraat naar de Filistijnen geholpen. Aan Ton Mathijsen valt de eer te beurt dat hij de kunstenaars met gratis drank naar ’t Swaentje aan de Oelemarkt lokte en hen zo een vaste plek gaf om hun tegendraadse stem te laten horen. Onder die ideale omstandigheden konden mensen als Jan Tullemans, “hoge ome” Pierre Sweron, Fred Gubbels, Pieter Schreurs en vele anderen de Koldergallereej laten uitgroeien tot een bijzonder fenomeen, dat een unieke plek innam en inneemt in de carnavalscultuur van Weert.
De feestelijke opening van de Koldergallereej vond plaats één week vóór de Carnaval en op aswoensdag werd alles verkocht aan de hoogste bieder onder de onnavolgbare leiding van veilingmeester Jan “slaolie” Tullemans, waarbij de geboden bedragen zo hoog konden oplopen dat er op een gegeven moment een limiet van duizend gulden werd ingesteld. De veiling werd herhaaldelijk onderbroken door gezang en verhalen. Beroemd zijn de Limburgse moppen van Jan, zoals de klassiekers “Goej det tôw dan euver” en “Naat graas”, allebei uit Maastricht. Het laatste verhaal ging over een maegdje dat een nette Hollandse jongen had ontmoet die haar, tijdens een wandeling langs de Maas, beleefd vroeg of hij haar mocht tutoyeren, waarop het meisje zei; “Waat? Heej in det naat graas zeeker!”
Tijdens de verhuizing van ’t Swaenje naar de Stationstraat was er een mooie kolderaflevering in Café Apollo, waarvan ik me nog kan herinneren dat de inzending van Hubert Herbergs bestond uit een totaal uitgewoonde kerstboom waaraan hij aan iedere kale tak een lege wijnfles had gestoken. Er was zelfs nog een keer een alternatieve koldergalerij voor vrouwen, die, uit protest tegen al die blote tieten, café de Ton hadden volgehangen met vliegende piemels, tenminste, dat is mij verteld, want mannen mochten er niet binnen.
Inmiddels was de Koldergallereej in genade aangenomen door de Rogstaekers en werd de opening officieel verricht door de Preens zelf, met groot gevolg, maar toch wel met enigszins knikkende knieën, want de Preens mocht dan wel de macht in Weert overgenomen hebben, bij “de Kolder” moest hij één man boven zich dulden. Dat was Jan Tullemans, die de Preens met de schilderskwast in de hand ontving en hem altijd iets liet schilderen of tekenen. Voor even stond de kunst, al was het dan kolderkunst, bovenaan in Weert en Jan was de Opperkunstenmaker.
De Koldergallereej is nu in café de Kroes en wordt voortvarend georganiseerd door jonge mensen die het in zich hebben het koldergebeuren te laten uitgroeien tot festivalsterkte, maar er is geen Opperkunstenmaker meer om de Preens zijn plaats te wijzen.
Bernard Visser, januari 2013