De Sint Martinuskerk
Soms trekt rouw mij deze kerk naar binnen, het kan
ook een verloren liefde zijn. Het hart omwikkeld
met deze tegenwinden loop ik door onder haar
ervaren bogen, hoor van onze pelgrim hoe op
de Berg van Vreugde de botafumeiro * toen al
door het transept van Jacobus zwierde.
Ik steek een kaars aan met ongeloof.
Liefst zes biechtstoelen tellen de hoge wanden,
alsof hier ooit Gomorrha lag. Goed, ook al paarde
de kansel in zalf en zwavel wellust aan tandrot
en eeuwig branden, het volk tilde niet zwaar aan
schaamtegordels rond sponzig vlees, in drank
ontvlood men de gesels van andere nood.
In het mompelhout voelbaar nog het etswerk van
vergeven zonden, achter gifgroene gordijntjes
vermoed ik het lamento van vrouwen die eeuwig
op verkeerde mannen vielen. In de waaigaten
hangen nog wat schamele schimmen, op hun
tors de schroeivlek van vergeefs berouw.
Op de zolder is het als gonzen er nog duizenden
stemmen uit tijden die saaiheid verloonden.
Pas wanneer de eeuwen zich dood gaan vervelen,
zullen op een nacht –zo staat in een lokale kroniek
geschreven- vanonder het puin van gewelven en
klokken nog eenmaal alle stemmen van kinderen,
senioren en koren elkaar vinden in een slotakkoord
waarvan dit gedicht een verdund preludium zal
blijken.
Henk Simons – stadsdichter van Weert
· Het enorme wierookvat waarmee men in de kathedraal van Santiago de Compostela
vanaf de Middeleeuwen de lichaamsgeuren van honderden ongewassen pelgrims wilde neutraliseren.